De dramaweek. 2015 is begonnen en het beloofd niet veel goeds. De uitspraak van deze week is toch wel of je Charlie bent of niet. Ben je voor westerse vrijheid of niet. Je suis Charlie of ben je voor geweld? Mag alles maar gezegd worden of niet. Maar ik ben geen Charlie, ik hoef toch niet te kiezen?

Na een week van de extreme gebeurtenissen in Parijs is het moeilijk om met een leuke anekdote of joviale grap uit de hoek te komen. Een aanslag op een satirisch magazine is uitgedraaid op een poging de vrijheid van meningsuiting te beperken en angst te zaaien. Alle grote leiders en voorbeelden stonden direct klaar met steunbetuigingen en oproepen om kalm te blijven en niet verder te seculariseren. Met de uitspraak van Aboutaleb als uiting van het onderbuik gevoel; Rot toch op.

Mooi al die steunbetuigingen. Fijn dat iedereen zo graag verbondenheid voelt met elkaar. Inmiddels is het alweer maandag en gaat het leven gewoon door. Angst is maar zo’n relatief dingetje voor de nuchtere Hollander. De moslimbuurvrouw is nog steeds niet te verstaan, en dat clubje bontkraagjes staat alweer bij het bankje te roken.

De angst dat een dergelijk aanslag vaker en dichterbij plaats kan vinden is een reëel risico. We zullen er met elkaar rekening mee moeten houden dat dit het beeld van de komende jaren word. Niet omdat we een slechte veiligheidsdienst hebben, niet omdat er onvoldoende welvaart is. Nee gewoon omdat er in een land met zoveel overvloed ook mensen zijn die niet met luxe en normloosheid om kunnen gaan.

Het probleem van extremisme schuilt niet in al die nieuwe Nederlanders die hier graag zijn komen wonen en werken aan een betere toekomst. Het zijn de gevallen die tussen het westen in Midden-Oosten in vallen. Die geboren zijn in een omgeving met tenten, kamelen en lijfstraffen en inmiddels opgroeien tussen iPhone, gratis geld en ambities. Ieder mens; westers, oosters of waar dan ook vandaag groeit op met de vraag wat nu wel of niet mag. Diep in ieders hart hoor je graag de stem van een vader, moeder of leraar die zegt wat je moet doen.

Extremisme is niet dat een idioot op zichzelf eens bedenkt om ergens zomaar te gaan schieten, het zijn mensen tussen wal en schip die hier leven en daar luisteren. Die genieten van de voordelen van het rijke en vrije westen, maar luisteren naar een hatelijke imam uit de olie-woestijn. Als je niet weet wat je toekomst moet worden, ga je zoeken naar je roots. Achter elke extremist staat een geestelijk leraar die verkeerde, gewelddadige ideeën verspreid. Meestal een die zelf geen geweld durft te gebruiken, maar anderen het vuile werk laat opknappen.

Nu weet ik best dat het moeilijk is om ieders boodschap te beoordelen en iemand te keuren op wat hij zegt. Maar een simpele maatstaf is altijd die van liefde. Wie geweld steunt of aanwakkert is per definitie verkeerd. Wie zegt dat er meer, harder of groter gestraft moet worden om een probleem op te lossen zit er altijd naast. Moet je dan altijd alles maar goed vinden, en over vrede en liefde praten? Nou misschien wel. Praten over geweld en aanpakken is eigenlijk altijd iemand napraten en uiting geven aan onmacht en angst. En dat hoeft niet.

Angst is maar een zeer relatief gevoel in een samenleving als de onze, er is zoveel vrede en luxe dat wij eigenlijk al lang niet meer weten wat angst is. Onmacht is een masker en bestaat eigenlijk niet. Niets is zo sterk als een idee of een gedachte. Waar je in gelooft, wat je vind en waar je voor staat is macht. En iemand napraten? Praat dan wel de juiste mensen na.

Een boodschap en een mening zonder geweld en gebaseerd op vrede en liefde, lijkt moeilijk, maar niets is zo sterk als een idee. Niets is zo sterk als een glimlach. Hoe meer we dat doen, hoe verder we geweld en extremisme bij ons vandaan houden.