Beeldschoon was ze, met donker krullend haar en diep zwarte ogen. De diepte van haar Spaans-Chileense afkomst was er in te lezen en haar slanke armen hingen losjes om mijn nek. Over haar schouder heen zag tientallen mensen in wit oranje kleding in elkaars armen hangen en de kampioenrozen vlogen in het rond. Vlinders vlogen om ons hoofd en deden iets wat op een wave leek. We stonden op iets wat op een rotonde leek en uit elke hoek kwamen er nieuwe glimlachende bekenden aanlopen. Het werd witter en witter…
“Gaat het?” Met een koude straal water in mijn gezicht komt de werkelijkheid weer terug. Ik lig op een koude stenen vloer en zie het gezicht van mijn droomvrouw bezorgd boven de plavuizen zweven. Langzaam dringt het tot mij door dat ik even out gegaan ben. De droom was niet echt.
Terwijl ik met een wit betrokken gezicht overeind kom zie ik vrienden, statafels en lege bierflesjes. Op de achtergrond klinkt het voetbal uit de TV en er wordt iets geroepen over blessuretijd. Het zijn de slotminuten van Nederland – Australië. Ik word door het bezorgde gezelschap bijgepraat over wat er gebeurd is. De spanning van de afgelopen twee wedstrijden is mij blijkbaar teveel geworden en heb zojuist in volle overgave de snoekduik van Van Persie na willen doen. Over de bartafels heen, richting TV. Er wordt verteld dat ik mijn shirt openscheurde en iets riep over “komt dat schot!”
Het WK is in volle gang en ik heb beide wedstrijden van het Nederlands elftal vol overgave bekeken. Bloedfanatiek mag ik wel zeggen. Ik leef helemaal op nu het Nederlands elftal zo wonderschoon speelt. Met geknepen billen kijk ik de eerste helft, zit ik trillend op het puntje van mijn stoel. En de tweede helft is de doorbraak van onze elf. Ik schreeuw, juich en veer op als er een aanval aankomt. En ga helemaal op in het snelle spel. Dat liep woensdag dus uit op een emotionele duikvlucht in een waas van verstandsverbijstering.
Wie had gedacht dat het WK op deze spanning en enthousiasme zou uitdraaien. Vele voetbalkenners en lokale zwaargewichten hoorde ik zeggen dat het niks zou worden. Een blauwe schaal, meer zou er in Bunschoten niet te vieren zijn. Naïef en uitgelachen roep ik steeds dat Nederland kampioen word. Niet één van mijn voetbalkennende vrienden nam mij serieus. ‘Ik kan ze geen ongelijk geven, maar een beetje optimisme kan geen kwaad toch? We zouden hier in Spakenburg moeten weten dat je het ene toernooi degradatie probeert te voorkomen en dat je het volgende jaar winnaar bent. Zo denk ik dat wij ook dit jaar wereldkampioen kunnen worden. Misschien leuk om de rondvaart door de grachten dit jaar op botters te doen?
Maandag speelt het elftal de laatste wedstrijd van de poule. Een klein potje voetbal tegen Chili, waarbij de inzet gelukkig minder spanning geeft, de volgende ronde komt eraan. Ik neem mij voor deze maandag iets minder fanatiek te zijn, een beetje op mijn gezondheid te letten. Geen extreem geschreeuw, geen rondvliegende drankjes en al helemaal geen Van Persie-duikvluchten. Deze maandag ga ik ervoor om te supporten zoals Martins Indi. Op de bank met een bult op mijn voorhoofd. En met grote ogen als er weer gescoord word. Een beetje rustig aan, anders haal ik de finale niet!