Goudbruin glanzend lagen ze mij aan te staren. Pronkmooi, ambachtelijk vers. Een genot voor het oog en smaak. De croissants van deze bakker vormden een sprookachtig geheel met het sfeervolle winkeltje. Ik kocht er twee, en in ruil voor vijf zuurverdiende euro’s ontving ik een papieren zakje en hartelijke glimlach.

Terwijl ik nog even genoot van de geur en de diverse bruintinten in de vitrines zag ik dat het bijna sluitingstijd was. Ik vroeg de beeldschone bakkersdochter (tenminste dat paste in het sprookje) wat er met al dat vakmanschap gebeurde na sluitingstijd.

Die worden vernietigd. Weggooien mag niet, weggeven al helemaal niet.

Einde sprookje. Wat een grove woorden van dat vriendelijke meisje. Het gehele sprookje bleek een commerciële toko waar geld verdient moet worden. Al die mooie kadetjes gaan om klokslag zes uur een moordlustige molen in om als later als paneermeel om een kroketje te plakken. Wat een bitter einde.

Het meisje vertelde dat ze voorheen de broden en bolletjes uitdeelden aan zwervers en voedselbanken. Maar vorig jaar was stinkende zwever een rechtszaak begonnen. Hij bleek een aan lager wal geraakt jurist die van een ambachtelijke kaasstengel een maaggriepje gekregen had. Een douche en onderkomen had hij niet maar een rechtszaak was er wel van gekomen. Het liep met een sisser en boete af. Maar weggeven van brood was niet meer toegestaan.

Ze vertelde het alsof het de normaalste zaak was. Ze had het verhaal waarschijnlijk al vaak verteld. Ik keek treurig naar het papieren zakje in mijn handen. Weggeven mocht niet meer, stel je voor dat er een zwerver ziek van werd. Dan kunnen ze beter dood gaan van de honger, dat scheelt veel griffiekosten en boetes…

De wereld om mij heen had zich weer van haar beste kant laten zien. De zwever had brood, maar wilde meer. De staat had weer enkele juristen aan het werk gehad, en de boete was in de staatskas terecht gekomen. De bakker had een paneermeelmaler en ving nog een paar cent voor het oude brood. En ik? Ik had zojuist vijf euro betaald voor twee croissantjes, waarvan ongeveer 10 cent nodig was om de boete terug te verdienen.

En de lachende derde? Wie was er in dit verhaal nu beter van geworden? Waren er wel winnaars?

Tsja, misschien de leverancier van de paneermeelmaler…